Wat vond ik het moeilijk als ze weigerde mee te werken, als ze niet luisterde en alleen maar deed wat ze zelf wilde. Als ze haar jas en schoenen door de kamer smeet of midden op de straat bleef staan omdat ze niet meer mee wilde om haar broertje van school te halen.
Ik wist niet meer wat ik moest doen, voelde me onzeker en twijfelde aan mezelf. Ik sprak mijn bezorgdheid uit bij het consultatiebureau, waar ze zeiden: “Ach mevrouw, het is maar een fase, dat gaat vanzelf weer over”.
En ja, het ging inderdaad over. Inmiddels is mijn dochter volwassen, staat ze stevig in haar schoenen en is ze bij veel mensen geliefd en graag gezien.
Had ik toen maar geweten, wat ik nu weet! Toen deed ik wat ik dacht dat goed was, gewoon op intuïtie. Nu weet ik dat haar gedrag voortkwam uit haar sterke behoefte aan autonomie. Nu zou ik vanuit dat bewustzijn handelen en doen wat op lange termijn zou bijdragen aan het versterken van (zelf)vertrouwen en veerkracht van mijn kind.
Autonomie is de belangrijkste ontwikkelingsbehoefte in de peuterfase
In de peuterfase begint een kind steeds meer zijn eigen ‘ik-je’ en zijn eigen kunnen te ontdekken. Daarmee ontwikkelt zich ook de behoefte aan autonomie, de belangrijkste ontwikkelingsbehoefte van kinderen in deze peuterfase.
Autonomie betekent niet dat je alles voor het zeggen hebt en alles mag beslissen.
Het betekent dat je jezelf mag zijn, zelf keuzes kan maken en beslissingen kan nemen.
Sterke eigen wil
Dat uit zich bij jonge kinderen vaak in ‘nee’ als antwoord op jouw vragen of opdrachten, vaak met boosheid of strijd als gevolg. Of in ‘zelf willen doen’, vaak betiteld als ‘een sterk willetje’, wat regelmatig uitloopt op een driftbui als niet aan het ‘willetje’ wordt voldaan.
Vooral bij temperamentvolle kinderen is de behoefte aan autonomie vaak nog intenser en vraagt het meer van ouders om hier adequaat op te reageren.
De meeste ouders ervaren dit als lastig.
Begrijpelijk, want als ouder heb je vaak een ander plan en maak je dus andere keuzes dan je kind. Je wilt bijvoorbeeld dat hij schoenen aandoet, terwijl je kind zelf laarsjes aan wil doen. Of je wilt boodschappen gaan doen, terwijl je kind wil blijven spelen.
Omdat de ontwikkeling van autonomie essentieel is voor een gezonde groei en het ontwikkelen van zelfvertrouwen en veerkracht en dus voor de toekomst van je kind, is het heel belangrijk om hier op de juiste manier mee om te gaan en je kind genoeg mogelijkheden te geven om hiermee te experimenteren en hierin te groeien. Want wat je peuter nu leert, is belangrijk voor de rest van zijn leven. Het ‘nee’ van nu is hetzelfde ‘nee’ als hij 16 is en iets niet wil wat leeftijdgenoten van hem vragen.
Daarom geef ik jou hieronder 6 strategieën, waarmee je de autonomie van je kind kunt ondersteunen. En hem daarmee dus leert om grenzen te (v)erkennen en (zelf)vertrouwen op te bouwen. Een heel pallet, zodat je kunt kiezen wat bij je past. Deze zijn niet alleen van toepassing zijn bij peuters en kleuters, maar zeker ook bij oudere kinderen.
1. Stimuleren
Door je kind veel zelf te laten ontdekken en het te stimuleren om dingen uit te testen, kom je tegemoet aan de natuurlijke drang van (jonge) kinderen om op verkenning te gaan, te ontdekken en dingen uit te proberen. Het is hun manier om de wereld te verkennen.
Probeer de neiging te weerstaan om over te nemen uit angst voor risico’s. Het afremmen door een overbezorgde of overbeschermende ouder, of het streng terugfluiten als er iets mis gaat, leidt ertoe dat de ontdekkingsdrang wordt beperkt en je juist gevoelens van twijfel en schaamte aanwakkert.
2. Grenzen aangeven
Peuters zijn zich nog niet bewust van gevaar en kunnen zichzelf nog geen grenzen opleggen. Dus daarin ligt een belangrijke taak voor ouders. Zonder duidelijke grenzen, raakt een peuter in de war en voelt een kind zich onveilig. Juist binnen duidelijke en veilige grenzen, durven kinderen te experimenteren en te ontdekken.
Grenzen aangeven doe je niet door de hele tijd te zeggen: ‘Pas op’, of ‘Voorzichtig!’. Maar door duidelijk aan te geven wat wel en niet mag en waarom. En door nabij te zijn, zodat het kind veilig kan experimenteren.
Ook oudere kinderen hebben behoefte aan veiligheid en grenzen.
3. Keuzes geven
Zeker voor wat oudere peuters en kleuters kom je tegemoet aan hun behoefte aan autonomie door hen (beperkte) keuze te geven. Beperk je daarbij tot 2 of hooguit 3 alternatieven, waaruit een kind kan kiezen. Zo geef jij zelf het kader en bewaak jij zelf de grenzen. Bijvoorbeeld: wil je eerst je pyjama aan of eerst tanden poetsen als je naar bed gaat? Wil je een truitje of een jurkje aandoen? Wil je kaas of worst op je brood?
Blijf ook oudere kinderen mogelijkheden bieden om te kiezen, duidelijk afgebakend binnen grenzen die je aangeeft (wil je alleen fietsen of zullen we samen fietsen om op tijd op school te zijn?)
4. Vertragen
Autonomie en zelf willen doen, maakt nu eenmaal dat er meer tijd nodig is. Reserveer wat meer tijd voor de dingen, die je kind nu graag zelf wil doen, zoals jas aan- of uitdoen, boekjes terugzetten in de kast, tandpasta op de tandenborstel doen enz. Probeer de neiging te weerstaan om het over te nemen als het niet snel genoeg gaat. Begin dan eerder met de taken, zodat je kind de dingen zelf kan doen. Al dan niet met wat hulp van jou.
Voor oudere kinderen zit vertragen vooral in: tijd nemen om er voor je kind te zijn, naar je kind te luisteren en ruimte te geven voor zijn verhaal.
5. Stel geen vraag als je wilt dat je kind écht iets doet.
Als je wilt dat je kind zijn tekenspullen opruimt, geef dan een duidelijke opdracht vanuit de ‘IK-vorm’: ‘Ik wil dat je je kleurtjes in de doos doet’ i.p.v. het stellen van een vraag; ‘Wil je je kleurtjes in de doos doen?’. Want wat doe je als je kind ‘nee’ zegt?
Of bij oudere kinderen: ‘Ik wil dat je de tafel opruimt’ i.p.v. ‘Wil jij de tafel opruimen?’. Het werkt ook goed om samen oplossingen te bedenken en samen afspraken te maken over bepaalde taken of grenzen of ‘huisregels’.
6. Normaliseer emoties en help je kind deze ‘verdragen’
Leer je kind dat emoties zoals boosheid, verdriet, teleurstelling normaal zijn als iets niet lukt of als iets niet gaat zoals hij wil. Dat hoort erbij. In plaats van te zeggen ‘Doe niet zo flauw, zo erg is het toch niet’ of ‘Stel je niet aan, daar moet je toch niet zo boos voor zijn’, is het belangrijk de emoties te erkennen, zoals bijvoorbeeld: ‘Ik snap dat je teleurgesteld bent; je wil graag spelen en dat kan nu niet omdat we naar de winkel gaan’. Geef ruimte voor de emotie en laat je kind voelen dat je hem werkelijk begrijpt.
Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden
Destijds zocht ik naar antwoorden, naar erkenning, naar begrip vanuit de omgeving.
En vooral wilde ik zo graag weten wat maakt dat kinderen doen wat ze doen, waarom ze ‘lastig’ gedrag vertonen en vooral hoe ik daar als ouder zo goed mogelijk op in kon spelen.
Niet door lukraak maar wat te proberen, maar door te weten wat er écht werkt op lange termijn, voor mijn kind en voor mezelf en mijn gezin. Wat mijn kind écht helpt en sterker maakt.
Door mij meer bewust te zijn van het effect van mijn handelen en door mijn kind beter te begrijpen. Te begrijpen wat het nodig heeft, wat belangrijk is voor de groei en ontwikkeling van mijn kind op lange termijn en van daaruit te handelen.
Ik zet mijn ervaring en kennis graag in om jou te helpen. Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden en je hoeft het niet alleen te doen.
Met warme groet,
Carla