“Ik tel tot 3 en dan is alles opgeruimd”
“Zie je wel, ik had het nog zo gezegd…”
“Hoe vaak moet ik het nog tegen je zeggen?”
“Als je nu niet opschiet, dan lees ik niet meer voor”
Je kent het vast wel:
Je kind luistert niet, doet niet wat je zegt of trekt zich er niks van aan.
Je wordt boos, ongeduldig, dreigt met straf of reageert met straffen of belonen.
En wat is het effect?
Het effect ervan is vaak dat je kind op dat moment wel (even) luistert of doet wat je zegt. Dat geeft een gevoel van opluchting. Je kind gehoorzaamt en je kunt weer verder.
Mixed feelings… er klopt iets niet
Maar tegelijk voel je ook dat er iets niet klopt, want eigenlijk wil je helemaal niet op deze manier reageren. Dat geeft verwarring, ‘mixed feelings’.
Aan de ene kant heeft het op de korte termijn wel even effect; je kind luistert nu wel.
Maar aan de andere kant weet je ergens ook wel dat het elk moment weer mis kan gaan.
Bovendien gaat het zo allemaal niet op een manier die goed voelt voor jou.
Je wil niet boos uitvallen, je wil niet straffen, je wil niet dreigen en manipuleren. Eigenlijk wil je zo helemaal niet met je kind omgaan. Er wringt iets.
Je weet ergens wel dat je zo niet de vader of moeder bent, die je eigenlijk het liefst zou willen zijn.
Dat ‘weten’ is de allerbelangrijke eerste stap voor verandering!
En toch is het vaak zo moeilijk om het anders te doen.
Je neemt je nog zo voor om niet meer in de valkuil van dreigen, manipuleren, straffen en belonen te trappen. Maar het is vaak lastiger dan gedacht om het écht anders te gaan doen. Hoe dat komt?
Allereerst omdat je niet goed weet wát je anders kan doen, en vooral hoe. Er is zoveel toegang tot informatie over opvoeden, op elk moment en waar en wanneer je maar wilt. Op internet zijn massa’s sites te vinden over opvoeding, je hoeft maar te googelen op een specifieke opvoedingsvraag en een hele waslijst aan links komt voorbij.
In boekwinkels zijn muren van boeken te vinden over dit thema en social media geeft je gevraagd en ongevraagd allerlei opvoedtips en adviezen.
Dat biedt voordelen, maar het kan je ook op een dwaalspoor zetten. Je kunt soms ook verdrinken in die zee van informatie, je verliezen in de waaier aan mogelijkheden en overweldigd worden door al die opvoedadviezen.
Je vraag je af wat nu écht helpend is? En vooral wat past bij jou, bij jouw kind en jouw gezin?
Een tweede reden waarom het zo lastig is om het écht anders te gaan doen zijn onze ingeslepen patronen.
Onze patronen zijn onze ‘oude, heersende’ opvattingen en gewoonten met betrekking tot opvoeden en ouder-kindrelaties.
Bijvoorbeeld: een kind móet gehoorzamen, als ouder weet je wat het beste is voor je kind, ‘vaders wil is wet’.
Maar onze ingesleten patronen hebben ook te maken met onze eigen onverwerkte pijnen en emoties.
Stel dat je zelf als kind opgegroeid bent in een omgeving waarin je geen fouten mocht maken (of dat nu was binnen je eigen gezin, op school, of bij sport) dan kan je (tot op de dag van vandaag) hierdoor gehinderd worden in jouw ouderschap, doordat je het jezelf nog steeds niet kunt veroorloven om ‘fouten’ te maken.
Vaak met angst of twijfel als gevolg.
Die ingeslepen patronen en onverwerkte emoties maken het soms moeilijk om je koers in het ouderschap daadwerkelijk te veranderen.
Zo hebben velen van ons bijvoorbeeld van huis uit meegekregen dat je vooral flink moet zijn en niet moet huilen. Met andere woorden: emoties zijn lastig en moeten we niet laten zien.
Dat maakt dat ouders soms te veel voor hun kind willen oplossen of de weg willen vereffenen, om maar te voorkomen dat hun kind boos, teleurgesteld of verdrietig zou zijn.
Een ander ingeslepen patroon dat we ook vaak zelf, vanuit onze eigen opvoeding, hebben meegekregen is dat opvoeden vooral gaat over: corrigeren of ‘onderdrukken’ van het gedrag van je kind, door bijvoorbeeld straffen en belonen. Zoals: bord niet leeg, dan geen toetje.
Wat is er dan nodig om het écht anders te gaan doen?
Zoals ik al zei: het begint met beseffen dat je zo niet de ouder bent je die je het liefst wil zijn.
De volgende stap is dan om stil te staan bij de vraag: ‘Welke ouder wil ik dan wél zijn? Het onderzoeken van deze vraag heeft te maken met wie je wil zijn als mens, als ouder. Wat is voor jou belangrijk als mens als het gaat om kinderen helpen opgroeien?
De vraag die daarop volgt is: Hóe wil ik mijn kind opvoeden?
Dit gaat vooral over vragen als: wat is mijn doel in de opvoeding op lange termijn? Hoe en tot welke persoon wil ik dat mijn kind opgroeit?
En hoe kan ik daar in de opvoeding zo goed mogelijk aan bijdragen?
Op al deze vragen is niet zomaar een pasklaar antwoord te geven.
Dat vraagt inzicht en leren over jezelf als mens, als ouder. En op een andere manier naar opvoeden (durven) kijken.
Wie je bent, wat je denkt en wat je doet, is namelijk veel bepalender voor de toekomst van je kind dan het hele arsenaal aan opvoedtips en -adviezen.
De belangrijkste vraag is dan ook: ‘Ben jij de ouder die je je kind gunt?’, en niet: ‘Pas je de juiste opvoedingsmethode toe?
Als je bijvoorbeeld niet wilt dat je kind hard schreeuwt als iets hem niet zint, leer je dat je kind het beste door zelf ook niet te schreeuwen als jou iets niet zint, of als je kind iets doet wat jou niet zint.
Stel dat jij zelf iets fout doet op je werk, hoe zou het dan voor jou zijn als je baas tegen je begint te schreeuwen? Helpt dat jou om geen fouten meer te maken?
Als je jouw kind het ook gunt dat er op een rustige manier tegen hem of haar wordt gepraat, ook al toont je kind ‘lastig’ gedrag, dan doe je dat door zelf het goede voorbeeld te geven. En niet door bijvoorbeeld consequent vast te houden aan een beloningssysteem.
Wacht, nu hoor ik je denken: ‘Hoe weet ik nu welke ouder ik wil zijn?’, ‘Welke ouder ben ik nu dan eigenlijk?’
Hele belangrijke en essentiële vragen om een volgende stap te kunnen zetten!
In het volgende blog zal ik hier verder op ingaan; nog heel eventjes geduld 🙂
Met warme groet,
Carla
‘Elke keuze die je maakt, bepaalt de koers van je leven’ – M. Pilarczyk